maandag 10 december 2012

Bezonken Rood, Jeroen Brouwers, Ontluisterend Realisme

Hoe een kind de oorlog meemaakte.
Bezonken Rood, Jeroen Godfried Maria Brouwers, Groningen 1981, eerste druk, 104 bladzijdes, autobiografische oorlogsroman.
 
Samenvatting:
De ik-figuur, Jeroen van 5 jaar, brengt WO II samen met zijn moeder, zusje en grootmoeder door in het vrouwenkamp Tjideng in Batavia. Zijn vader is krijgsgevangene in Japan en zijn twee oudere broers zitten in een mannenkamp op Java. Het is een afschuwelijke tijd. De vrouwen worden mishandeld en verkracht en er is bijna nooit iets te eten. Martelingen en dood behoren tot de orde van de dag, beelden die Jeroen zijn hele leven met zich mee zal moeten dragen. Jeroen en zijn moeder hebben een sterke band tijdens de kamptijd. Zijn moeder belooft hem nooit te verraden. Zijn moeder houdt een keer voedsel achter, wordt betrapt en vreselijk mishandeld door de kampleider Kenitji Sone. Vanaf dat moment houdt de jongen niet meer van haar. Als de oorlog afgelopen is wordt het gezin weer herenigd. De familie keert terug naar Nederland. Daar wordt de jongen door zijn ouders in een pensionaat gestopt. Na verloop van tijd verwatert het contact tussen beiden. Als de ik figuur eind januari 1981 verneemt dat zijn moeder gestorven is voelt hij geen verdriet, hij voelt niets. Hij gaat ook niet naar haar crematie en hij wil niet dat zijn naam op haar overlijdensprentje vermeld wordt. Als de schrijver 36 is leert hij Lisa kennen. Lisa is een lerares in het stadje xxx , hij wil bij haar rust vinden omdat hij haar wil zien als 2e moeder, maar hij kan niet van vrouwen houden omdat hij toen hij kleuter was heeft geleerd dat vrouwen mishandeld moeten worden. Een paar maanden voor de dood van zijn moeder ziet hij Lisa weer en als zijn moeder sterft wacht hij langs de telefoon dat zijn moeder belt met de stem van Lisa.

Stroming:
‘Bezonken Rood’ is een boek geschreven in de tijd van de ‘Moderne literatuur’. In de bronnen verkregen van school kon ik echter geen bevredigende koppeling maken tussen het boek en een stroming. Daarom heb ik op het internet gezocht en vond de term ‘Ontluisterend Realisme’.  De kenmerken die aan deze literaire stroming werden gekoppeld gaven wel een goed beeld van het boek. Deze stroming ontstond rond 1948. Je ziet de sporen die de oorlog heeft achtergelaten op de schrijvers terug in hun schrijven. Er wordt veel over eigen ervaringen in deze tijd geschreven
 Zo ook in ‘Bezonken Rood’. Het verhaal gaat over de schrijver zelf (is dus autobiografisch) en hoe hij zijn kleutertijd in het vrouwenkamp in Batavia heeft overleefd tijdens de tweede wereldoorlog. Ook beschrijft hij hoe hij nu in het leven staat en hoeveel schade deze jeugd hem berokkend heeft. Jeroen komt er steeds meer achter dat hij veel trauma’s heeft opgelopen in zijn tijd in het kamp. Zijn gevoelens zijn afgestompt, hij kan geen vrouw liefhebben omdat het hem nog nooit geleerd is en hij heeft constant last van angstaanvallen.

‘vanwege de bommen op Hiroshima en Nagasaki hebben mijn moeder, mijn zus en ik en duizenden andere uitgehongerde krijgsgevangenen drie dagen lang niet te eten en te drinken gehad,- zelfs boeboer werd niet verstrekt.
Dit hoort tot mijn kleuterherinneringen zoals het tot de kleuterherinneringen van anderen hoort dat  hun op de leeftijd die ik had toen ik in dat kamp zat de amandelen werden geknipt (mij amandelen waren toen al geknipt).
Er is nog méér dat tot de vanzelfsprekendheden van mijn kleuterjaren behoord. Het is door mij gezien, het ligt opgeborgen op de vlieringen van mijn geheugen.
Toen heeft het mij onaangeraakt gelaten,- ik zou er pas later door worden geraakt.
Soms overvalt mij de paniekangst: soms ben ik terug in dat kamp: -.      (blz. 42)


Ook wordt in het  ‘ontluisterend realisme’ vaak gebruik gemaakt van een hoofdpersoon zonder idealen. Hij of zij leeft, maar is eigenlijk een leeg omhulsel. In het geval van ‘Bezonken Rood’ wil Jeroen Brouwers niet sterven en niet leven. Hij wil er gewoon niet zijn.
Hij wil het liefst met rust gelaten worden en wil het liefst niet praten of van zijn werk gehouden worden. Hij stort zich helemaal op het schrijven omdat dat is wat hij heeft geleerd in zijn kleuterjaren in het kamp en waar hij zich het prettigst bij voelt. Dit is wat hij deed om te blijven leven in het kamp waar dood en verderf aan de orde van de dag waren.

‘om te blijven leven:
Iedere dag repeteerde ik de letters en de woorden die mijn moeder mij intussen had geleerd door ze met haar vinger of met een stokje in het zand en gelijkertijd mij in mijn hersens te schrijven:-
‘de’, ‘en’, ‘den’, ‘een’, ‘eend’, ‘oen’, ‘doen’, ‘roen’, ‘je’, -‘roen’…’
(blz. 39)

In dit boek komt weinig liefde voor. De hoofdpersoon is het nooit geleerd door al die jaren in het kamp op Batavia. Hem is altijd geleerd dat vrouwen geslagen en verkracht moeten worden. Dit is ook een kenmerk uit het ‘ontluisterend realisme’ samen met de nadruk op seks.
In het boek komt ook best wel veel seks voor. Jeroen heeft veel lichamelijke driften maar seks heeft hij nooit uit liefde. Zijn vrouw en zijn dochter zijn wel een deel van zijn leven, maar hij houdt niet van ze. Zeker niet nadat zijn vrouw is bevallen en weer is ‘dichtgenaaid’.
Voor zijn vroegere vriendin Liza vormt hij wel een gevoel van genegenheid. Dit komt omdat hij haar als ‘nieuwe moeder’ ziet en als wezen waar hij zijn lusten op stilt.  

‘ Ik stond, nog altijd ongekleed na het spel van het schaapje en de wolf, achter de vitrage aan het raam van Liza’s optrek, dat uitkeek op het groot plein, langs de gevels aan de overzijde waarvan de processie in het witte middaglicht voorbij trok.
Mijn ogen waren ingezoomd op Liza.
Precies daar waar wij het vantevoren hadden afgesproken, hief zij zogenaamd met een wuifje haar hand op waarmee ze vervolgens iets aan haar hoed schikte, kijkend naar het raam van haar appartement, waar zij wist dat ik achter het glasgordijn stond, ten teken dat zij aan mij dacht,- maar toen zij dat deen voelde ik al niet meer voor haar, zoals ik haar met haar jongetjeskaravaan geruime tijd van kraal naar kraal had zien schuiven en haar daarna midden op het plein de maat zag staan zwaaien terwijl haar jongetjes een lied zongen: Maharieja, mijn moehoeder, u wijd ik mij toe…
Met mijn wijsvinger van mijn rechterhand krulletjes draaiend in het haar op mijn onderbuik, stond ik te denken: dat die Liza straf moest, daar op dat plein, terwijl haar leerlingetjes toekeken, worden kaalgeschoren en van haar schijnheilige katholieke kleertjes worden ontdaan, zij moest, door mij, tussen haar benen worden getrapt en met een zweep van rozenkransen worden gegeseld.’ (Blz.55 en 56)

Tegenstroming:
Een andere stroming die men kan bedenken bij dit boek is: ‘de Romantiek’.
Deze stroming heeft een depressieve sfeer. De hoofdpersoon wil ontsnappen aan de werkelijkheid en is over het algemeen vrij depressief.
Jeroen Brouwers heeft het ook moeilijk. Hij wil weg uit deze wereld en alleen zijn. Hij wil niets, want hij voelt niets. Steeds heeft hij angstaanvallen die moeten worden onderdrukt door drank of pillen. Helaas werkt dit niet voor lang.
Ook wordt het verleden verheerlijkt. De mensen die het kamp van de Japanners overleefd hebben, kijken er nu op terug met verlangen. Ze verheerlijken wat daar is gebeurt en willen eigenlijk weer terug naar hoe het was. Alle narigheid werd weggespoeld met een golf van hilariteit.

Toch is dit boek beter te plaatsen onder het ‘ontluisterend realisme’. De hoofdpersoon zoekt namelijk niet perse de dood en dit is toch wel een groot en belangrijk kenmerk van de Romantiek. In plaats van de dood zoekt Jeroen niets. Hij wil er gewoon niet meer zijn.

Verder zijn eigenlijk wel alle kenmerken van de Romantiek aanwezig, maar door dit ene kritiekpuntje kan klopt deze literaire stroming toch niet bij dit verhaal.
Het is een lastig te determineren boek, vind ik zelf. Toch als je kijkt naar de essentie en de aard van het boek kom je, via omwegen, uit bij het ‘ontluisterend Realisme’.

Bronnen:
-           Aantekeningen uit de literatuur les op school
-          Syllabus Nederlandse letterkunde 1880-1945

maandag 3 december 2012

Bint, Ferdinand Bordewijk, Nieuwe Zakelijkheid

Eén klas, één directeur, één schooldictatuur
Bint, Ferdinand Bordewijk, Amsterdam 1995, 29e druk, eerste druk 1934, 77 bladzijdes, Tuchtroman
 Samenvatting:
Als nieuwe leraar wordt De Bree aangenomen op een middelbare school. Aan het hoofd staat directeur Bint. Volgens Bint sluit het onderwijssysteem slecht aan op de eisen van de maatschappij. Voor een betere aansluiting is hij van mening dat het onderwijssysteem moet veranderen. Op deze school heerst dan ook een stalen tucht, die vijf jaar tevoren is ingevoerd. Een 'product' van deze tucht is klas 4D ('de hel'). Bint: "Die klas is uniek. Zo één heb ik er nog nooit kunnen vormen, vóór deze." De Bree denkt dat hij mentaal en fysiek sterker is dan de klas en verklaart hen de oorlog "zonder ophouden, het hele schooljaar door ...". De voorgaande leraar van 'de hel' is er weggepest. De Bree past zich, net als alle andere leraren, al snel aan het systeem van Bint aan.

Na ontvangst van een slecht kerstrapport pleegt de leerling Van Beek zelfmoord. Bint wist dit van tevoren, maar hij nam geen maatregelen. Er ontstaat een oproer onder de leerlingen, maar 'de hel' slaat deze neer, geïnstrueerd door Bint. Op een stoïcijnse manier zegt hij: "De school komt er beter uit te voorschijn. Aardbeving is meestal bergvorming, en ons ontzag gaat naar de bergen.". Tijdens een schoolreis worden twee leerlingen door een medeleerlinge zwaar afgestraft, omdat ze, tegen de instructies in, hun eigen gang gaan.

Aan het einde van het schooljaar besluit De Bree toch les te blijven geven. Na de vakantie hoort hij dat Bint ontslag heeft genomen. Hij heeft zich het incident met Van Beek toch meer aangetrokken. Hierdoor blijkt dat Bint niet opgewassen was tegen zijn eigen systeem. Alle leraren zijn verslagen en Donkers neemt zijn plaats in. De Bree wil Bint thuis nog opzoeken, maar treft hem niet thuis. Klas 4D is overgegaan naar de examenklas, maar De Bree wil nog steeds geen vrede met hen sluiten.
Het blijft oorlog.

Stroming:
Bint kan tussen de boeken van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ worden gezet. Dit is een stroming in 1920 tot 1940.
De stroming ontstond in navolging van de Bauhaus in Duitsland. De functie van een voorwerp was belangrijker dan de vorm. Enkele standpunten binnen de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ waren dat alles ‘to the point’, strak en zakelijk moest zijn.
Dit zie je duidelijk terug in het boek van Bordewijk. Het verhaal bestaat uit korte zinnen en korte dialogen. Het lijkt net alsof Bordewijk het verhaal noteert als een kattebelletje dan er echt een lang verhaal van wil maken.
Hierdoor krijgt het boek een afstandelijk karakter. Als lezer kom je nooit echt helemaal in het verhaal en raak je snel afgeleid door je omgeving.

Tegen de herfstvakantie wachtten er na schooltijd drie uit de hel. Zij wachtten op hem bij de leraarskamer. Steijd was onder hen.
Hij kwam op gang.
‘En?’vroeg hij.
Zij waren een deputatie uit de hel. Steijd was hun woordvoerder. Het kwam moeilijk tot uiting. De klas deed vragen of hij vrede wou sluiten.
De Bree toonde van zijn enorme verrassing geen spoor.
Kort zei hij:
‘Nee.’
En hij zei nog eens:
‘Nee.’
Ze gingen heen.
Daags zat De Bree in de hel, achter de tafel.(blz. 101)

Een ander kenmerk voor ‘De Nieuwe Zakelijkheid’ is dat er alledaagse onderwerpen worden beschreven. Dit gebeurt ook in het verhaal ‘Bint’.
In het hele boek gebeurt er eigenlijk niets. Er worden geen avonturen beleefd en er gebeuren geen rampen. De enige gebeurtenis die misschien spannend zou kunnen worden genoemd is wanneer Van Beek sterft als hij zakt voor zijn rapport. De school reageert hier heftig op door te gaan protesteren. Ze geven Bint de schuld van diens dood. De hele affaire wordt opgelost doordat Bint ‘de Hel’ de opstand laat neerslaan.
Afgezien van dit deel van het boek gebeurt er niets bijzonders. Er wordt het leven beschreven van een ‘normale’ school in de jaren ’30 voor de oorlog.

Te negen uur ging de bel. Het geluid van het oproer orkaande er tegenin. Later bleek dat Bint zelf moest hebben geopend en geluid, want de conciërge was er niet. De ballen verbrijzelde aldoor ruiten. De leraren kookten om wat te doen. Het mocht niet.
‘let op,’ zei Donkers.
De oproerigen stonden vooraan bijeen. Daarachter op afstand stond het volk, verspreid nog. Daarachter wat het plein nog leeg. Het plein was groot. Over het lege kwam een linie matige gang aangedraafd. Was het de politie? Zij hadden geen helmen. De linie spleet de kijkers en viel het oproerblok in de rug. Het was de complete hel. Zij kwam net op tijd. Het volk maakte zich gereed mee te gooien.’ (blz. 111)

Een laatste kenmerk van de ‘Nieuw Zakelijkheid’ die in dit boek erg duidelijk naar voren komt is: ‘geen duidelijk beschreven gevoelens.’
De lezer kan het boek lezen en kan zich er een goed beeld bij vormen, omdat alles heel duidelijk is omschreven. Echter het gevoel achter die beelden wordt weggelaten.
Dit komt door de weinige bijvoeglijke naamwoorden in het verhaal. Door bijvoeglijke naamwoorden wordt een verhaal doorgaans levendig en kan de lezer zich inleven in de personages.
Zo is Bin is een van de hoofdpersonages van het boek. Je begrijpt echter je zijn daden niet volledig, omdat je je niet goed in hem kan inleven.
Van Bint zelf kan je je wel een goed beeld vormen omdat zijn uiterlijk wel goed wordt beschreven:
Terzijde van de hal stond reeds de directeur op de drempel, droog, rietmager, kaarsrecht. Hij keek door een bril van bloed. Zijn blik was gering. Zijn kin was geslepen tot een bokkebaard van grijs. Zijn knookhand bood geen druk, maar wat blinkends. (…)
De directeur trad recht, snel, licht door de gangen van het gebouw dat lag om het hof. (blz. 78)

Het hele boek bestaat uit korte beschrijvingen van dingen. Of een personage die mooi, goed, lelijk of slecht vindt wordt niet over gerept.
Hierdoor kan de lezer het boek makkelijk lezen, maar komt nooit echt in het verhaal.

Tegenstroming:
Een ander stroming die men aan dit boek kan toekennen is het Realisme.
In deze stroming wordt ook veel verteld over alledaagse onderwerpen en alle lagen van de bevolking komen in het verhaal voor.
Zoals al eerder beschreven gaan ‘Bint’ over het alledaagse leven op een school in Rotterdam in de jaren ’30 van de vorige eeuw.
Ook wordt geschreven van het aller laagste deel van de bevolking. De kinderen op de school van Bint zijn namelijk allemaal kinderen van werklieden. Ze moeten hard werken voor de kost en niets komt ze aanwaaien. Hoe zwaar hun leven ook is, ze zeuren niet.
Daarnaast wordt ook geschreven over de wat hogere laag in de bevolking. Zo is leerling Jerôme Fléau een zoon van een vooraanstaand burger in Rotterdam. Zijn vader heeft veel invloed.
Toch past dit boek beter bij de ‘Nieuwe Zakelijkheid’. Ten eerste gezien de tijd (Het Realisme heerste in 1850 tot 1880 en dit boek komt uit 1934).
Ten tweede omdat dit boek zakelijker is geschreven dat de boeken die zeker bij het Realisme horen. In ‘Bint’ zitten veel minder bijvoeglijke naamwoorden en de zinnen zijn veel korter opgeschreven.
Ten derde zit in dit boek geen ‘gevoel’. In het Realisme ging het er juist om dat iedereen notie kreeg van de lagere lagen uit de bevolking. Hoe zwaar het leven was van deze mensen en hoe hard ze moesten werken. De schrijver probeerde zo de lezer mee te nemen in het leven van de arbeider.
Dit verhaal is juist een korte beschrijving van het leven van een leraar. Er zit geen gedachte achter en je wordt als lezer niet meegezogen in een gevoel van medelijden, blijdschap of boosheid.

Kortom dit boek past het best bij de stroming ‘De Nieuwe Zakelijkheid’, omdat het kort en beknopt is geschreven, er dagelijkse onderwerpen worden omschreven en er geen sprake is van een gevoel dat de schrijver aan de lezer probeert mee te geven.

Bronnen:
-           Aantekeningen uit de literatuur les op school
-          Syllabus Nederlandse letterkunde 1880-1945
-          http://www.boekverslag.nl/Verslag/Bint/